Op de verjaardag van Jan Westland, 26 november,  verscheen Interior Business Magazine, met op de cover een stralende Jan Westland. Jan Westland is 80 geworden en dat was natuurlijk hét moment voor het ‘grote Jan Westland interview’. Bij hoge uitzondering publiceerden wij het interview, nog voordat het magazine, dat is uitgereikt op de speciaal voor Jan georganiseerde verjaardagsreceptie in De Woonindustrie, ‘officieel’ verscheen.

Jan Westland geldt al jaren als een van de kleurrijkste mensen in de meubelbranche. Samen met zijn zoon Erik Westland is hij het markante gezicht van Ojee Design. Iedereen in de meubelbranche houdt van ‘Ome Jan’, zoals hij door een ieder liefkozend wordt aangesproken. Op 26 november wordt de trotse vader en opa 80 jaar. Dit is door de branche op 25 november gevierd in De Woonindustrie in Nieuwegein, waar hij een van de gezichtsbepalende standhouders is. Ome Jan is jong van geest, vol energie en geenszins van plan met pensioen te gaan. Naast zijn nog altijd lange werkdagen voor Ojee Design is hij een energieke vrijwilliger voor meerdere evenementen, werft hij fondsen en staat hij, samen met zijn al even sportieve vrouw, nog regelmatig op de tennisbaan van de door hem zelf opgerichte club. ‘Ik ben geen tachtig!’ Een monoloog.

Meubelfamilie

‘Ik ben geboren op 26 november 1939 in een gezin van vier jongens en vier meiden. Mijn vader is helaas erg vroeg overleden. Hij was 49 jaar. Maagkanker. Ik was 14. Mijn moeder kwam uit een gezin van 16 kinderen. Helaas zijn de meesten van mijn broers en zussen inmiddels ook overleden. Ik was een van de jongeren in het gezin. We woonden aan de rand van de Hollandse IJssel. We waren in de gelukkige omstandigheid wat grond te hebben. We zorgden thuis dus zelf voor ons eten en drinken door middel van landbouw. Er was bij ons altijd te eten. Als ik van de fabriek kwam, waren er bij ons thuis altijd mensen die mee aten. Tijdens de oorlog was het bij ons een ‘zoete inval’. We hadden stoelen tekort. We moesten improviseren in die tijd. Als verlengde tafel namen we een wasplank. Het spreekwoord dat ik van huis uit heb meegekregen, is: ‘Degene die geeft, is waard dat-ie leeft.’ Ik heb al vroeg geleerd te geven. En dat als je geeft, je op een of andere manier altijd weer iets positiefs terugkrijgt. Ik probeer mensen het aangename te geven. Ik wil mensen verwennen. Ik wil graag geven. Ik wil mensen enthousiast maken. Ja, mensen enthousiast maken. Dat is namelijk ook de kern van verkopen. Als mensen enthousiast zijn, willen ze ook kopen! En charme, he? Een charmant iemand, opent deuren! En eerlijk zijn. Eerlijk zijn, duurt het langst! Daarmee kun je geld verdienen! Daarom ben ik, in het bezit van deze eigenschappen, dan ook uiteindelijk vertegenwoordiger bij een meubelbedrijf geworden, een commercieel vak in een mooie branche.’

‘Wat ook weer logisch is, want je kunt wel zeggen dat ik uit een meubelgezin kom, ja. Zoals de meeste mensen uit deze geweldige branche, ben ik een echte meubelman.’

‘Mijn vader was een machinaal houtbewerker en werkte bij Meubelfabriek van Rooijen in IJsselstein. Ze hadden een mooie showroom in Den Haag en er werkten zo’n 500 man. Mijn broer was een ‘draaier’. En mijn oudste broer Piet was meubelmaker. Dat was hij bij Vink, tegenwoordig Harvink Meubelen. Mijn jongste broer wilde niet leren en ging al op jonge leeftijd werken bij Leefsma in Utrecht. Dat was een groothandel in stoffen. Hij maakte er stalenboeken.’

Toko-baas

‘Ik heb eerst een periode in de bouw gewerkt. Toen liet ik me keuren voor de mariniers. Ik weet het nog goed. Het was in Voorschoten. Ik werd goedgekeurd en mocht 24 maanden in dienst, waarvan 18 maanden naar Curaçao. Ik had als kostwinnaar in een eerder stadium uitstel gehad. Dit werd achteraf gezien gelukkig geen afstel, wat eigenlijk wel gebruikelijk was. Ik woonde namelijk naast de wethouder… Ik heb een mooie tijd gehad en mezelf nog beter leren kennen. Ik had toen al verkering met mijn huidige vrouw trouwens. Op deze heerlijke vrouw kom ik nog op terug! Ik werkte in Curaçao met een geweldige ‘Compies Commandant’. Hij had zijn opleiding in de Verenigde Staten genoten. Ik was ‘Ordence’. Ik was in die tijd al enorm uit de kluiten gewassen en liep met een grote 27-MC op mijn rug. Ik moest berichten doorgeven. Op een gegeven moment gaf ik aan dichtbij de opleiding te willen blijven. Ik ben namelijk een ‘mensen-mens’. Toen had de betreffende commandant een baantje voor me. Hij vond dat ik goed was in organiseren en dat ik met verantwoordelijkheid kon omgaan. Ik werd toko-baas! Het werd helemaal mijn ding. Ik deed het kantinebeheer voor 1.500 dorstige soldaten. Ik verdiende goed en had mijn biertje. Iedere avond was het zo gezellig dat ik steeds weer die wachtcommandant moest bellen met een of andere smoes, zodat we weer een uurtje langer open mochten blijven. ‘Dit soort dingen gebeuren opmerkelijk genoeg alleen maar bij jou’, kreeg ik dan te horen.’

MEUBELFABRIEK VAN ROOIJEN 1896-1976

De vader van Jan Westland werkte bij Meubelfabriek van Rooijen. Een stukje geschiedenis: de gebroeders Van Rooijen richten in 1896 een bedrijf op dat gebruikmaakt van door stoom aangedreven draai- en zaagmachines. Het bedrijf zou bekend worden als de ‘NV Stoel- en Meubelfabriek v/h Gebr. Van Rooijen’. Beide bedrijven vestigen zich aan de rand van de stad: Schilte langs de Utrechtsestraat en vanaf 1904 aan de overkant van de IJssel; en Van Rooijen aan de Walkade en vanaf 1911 naast Schilte op het Hazenveld. De meubelfabriek Van Rooijen gaat in 1967 failliet, waarna er op Hazenveld woningen worden gebouwd.

“Eerlijk zijn, daar kun je geld mee verdienen!”

Start in de meubelbranche

‘Na mijn diensttijd kreeg ik een tip van Richard Swanink. Hij was vertegenwoordiger bij Leefsma en leverde stoffen aan Meubelfabriek G.A. Van den Berg in Hellevoetsluis. Ze hadden er een vertegenwoordiger nodig. Ik heb er gesolliciteerd en ben aangenomen. Het was 1963. Het was een commerciële functie. Het bedrijf was van meneer Van den Berg, de vader van de gebroeders Van den Berg. Ik ben met deze mannen opgegroeid. Gerard en Ton – de vader van Marieke – hebben samen met broer Paul Montis opgestart. Ze zijn daar later weer zijn vertrokken en zijn met het mooie bedrijf Label begonnen. Paul doet nog steeds het fameuze Montis. Ik heb ze als kleine jongens meegemaakt.’

‘Ik heb zoveel mooie herinneringen aan die tijd. Ik maakte een vliegende start. Meneer Van den Berg had zo’n mooie, oude Mercedes. Omdat hij een nieuwe aanschafte, kreeg ik die bak om onze klanten te bezoeken. Ik voelde me ‘King of the Road’. Gewapend met een lijst met klanten de boer op. Ik herinner me het nog goed. Dit is wat ik wil, wist ik meteen.’

We organiseerden namens de meubelfabriek van alles om het onze klanten, winkeliers en inkoopgroeperingen, naar de zin te maken. Met een groot jacht gingen we naar de Deltawerken kijken. Dagen op zee. Iedereen vaarde mee. Het was één groot feest. Een van mijn collega’s was Hans UittenBoogaard. Dat was een echte Hagenees, een mooie vent. Met hem trok ik jarenlang op. Wij regelden dan het eten aan boord. Hij vroeg ons, volgens afspraak, wat we wilden eten. Dan moesten we roepen: ‘Nasi!!’ En dan aten we nasi. We aten 14 dagen lang nasi namelijk. Want we hadden niets anders voorbereid en op voorraad, haha. Er werd het nodige geschonken en gedronken. En we lieten ook wel eens een van de aanwezige dames achter het stuur. Ik weet nog dat we toen op een zandbank belandden…’

‘Meneer Van den Berg richtte naast Meubelfabriek Van den Berg ook de Heldense Meubelindustrie op. Hij wilde de omzet vergroten en dit was een kans. Omdat de mijnen in die omgeving waren gesloten, kreeg je subsidie. Dus ben ik ook gaan verkopen voor de Heldense. Wat later overigens weer werd verkocht aan de heer Revet, die initieel was aangesteld als directeur. Ik denk dat we dan in 1972 zijn aanbeland. Het waren wezenlijk andere tijden. En dan heb ik het over ‘180 graden’ anders. De winkelier nam spullen op voorraad. Dan kocht een inkoper 48 bankstellen. Later zijn we trouwens ook fauteuils gaan verkopen. We hadden een Scandinavische lijn. Dat liep fantastisch. Dan verkocht je 350 fauteuils in een ordertje. Ongekend.’

‘Tegenwoordig is het vaak kijken, kijken en nog eens kijken. Stofje hier, stofje daar proberen. Vroeger kwamen de grote jongens op vrijdag langs. ‘Zet die maar exclusief weg voor ons.’ En je beurs was al geslaagd. Het was denk ik net allemaal wat gemoedelijker. Ik kwam als vertegenwoordiger graag bij mevrouw Van der Berg. Dat was een inkoopster. Een geweldige vrouw. Een soort type als mijn moeder. Dus ik ging verkopen, maar eigenlijk ook gewoon op bezoek bij een heel lieve vrouw. Ze kocht in voor 14 winkels. Maar het ging ook om het mooie contact dat we hadden. Omzet is niet alles. Het contact met mensen is het mooie van dit vak. Ook met de inkopers van Topform, neem een Gerard Kroeze, kon ik lezen en schrijven. En de jongens van Hardebol en de inkopers van Vroom & Dreesmann en ja, ik kan er zoveel opnoemen. Je ziet dat de meubelindustrie aan het inkrimpen is. Grote bedrijven laten vaak zelf produceren. Waar een design stoeltje vroeger 350 euro kostte, daar legt een consument nu 49 euro voor neer bij een bouwmarkt. Het deert hem minder dat de kwaliteit slechter is. Men was zich vroeger dan ook veel bewuster van kwaliteit. De consument wilde gewoon iets goeds. Tegenwoordig vraagt het hele vak gewoon veel meer energie. Hoe druk we wel niet moeten zijn om de collecties fris te houden!’ 

 

Afscheid

‘Enfin, bij Meubelfabriek Van den Berg werkte ik zeer nauw samen met Hans UittenBoogaard. We deden werkelijk alles samen. Er was sprake van een intensieve samenwerking. We gingen samen op vakantie en er was een nauwe vriendschapsband. Op een gegeven moment wilde hij voor zichzelf beginnen. Hij stelde voor om dat samen te doen, maar ik had grote twijfels. Ik had het namelijk goed voor mekaar. Ik had een mooi leven en het erg naar mijn zin. Waarom zou ik dat op het spel zetten? Toch heb ik besloten om het samen met Hans te doen en ervoor te gaan. Maar toen besloot Hans totaal onverwacht om toch te blijven. Hij had ineens het plan te willen emigreren. Dat was wel een desillusie en een gebeurtenis die wrijving veroorzaakte. Ik had A gezegd en zou nu ook B zeggen. Ik had het besluit immers weloverwogen genomen, maar stond nu in mijn eentje. Eerst wilde ik het zelf niet en nu had ik het gevoel dat ik die mensen in de steek ging laten. Het was moeilijk. Hoe moest ik het meneer Van den Berg vertellen? Ze waren zo goed voor me geweest. Het deed me veel zeer. Achteraf is dit een moeilijke periode in mijn zakelijke leven geweest. Uiteindelijk is de kogel door de kerk gegaan en begon ik zelfstandig, als agent. Ik ben altijd contact blijven zoeken met meneer Van den Berg sr. Ik dronk zelfs thee met hem in zijn verzorgingstehuis.’

Ondernemen

‘In de wereld van fauteuils voelde ik mij thuis. Ik ben hard op zoek gegaan naar agenturen. Er veranderde veel. Ik was ondernemer. Met een eigen verantwoordelijkheid, allemaal wat minder gestructureerd. Meedenken met collecties van je fabrikanten, ook dat was nieuw en ik moet zeggen: erg interessant. Ik heb onder meer een aantal jaren Montis verkocht. Ook had ik bijvoorbeeld WMI en Gepade in mijn pakket. Tot 1998 heb ik die agenturen gedaan. Mijn wens was om met mijn zoon Erik samen te gaan werken. Erik heeft eerst bij andere bedrijven gewerkt. Hij begon in ’85 bij WMI. Hij wilde er eerst in het magazijn werken. Hij heeft dat gedaan en vervolgens het conceptverhaal ‘Gallery Claire’, een studio van 200 vierkante meter, opgezet. Dat is Erik internationaal gaan verkopen. Van ’88 tot ’91 deed hij projecten en vanaf ’94 was hij zelfstandig agent. In ‘98 gingen we dan eindelijk samen werken en zijn we Ojee Design gestart. Samen hadden we de broodnodige connecties. Connecties zijn enorm belangrijk. Denk dan aan de contacten met stoffeerderijen en (metalen) rompenmakers. Waar laat je je spullen maken? Belangrijk! Heb je contacten voor nodig. Ik had zeer veel interesse in de modellering en ging zelf modellen ontwikkelen. Erik focuste op de verkoop. Het ging meteen erg goed. We gingen op beurzen staan, eerst in een sporthal, later een jaartje in het NBC-gebouw naast het centrum en vervolgens in de tent (‘Paviljoen’) van het HTC (de huidige DWI) in Nieuwegein. Hierna zijn we beland in het centrum. En we exposeerden in Keulen op de IMM: borrelen, polonaises met Frans Resink van Resink Meubelen en Gerard Kroeze van Topform op de Topform-boot, onvoorstelbaar mooi. Via Topform heb ik ook Annemarie Burger leren kennen, de latere directrice van ‘het centrum’. Ze was er inkoopster.’

“Erik is werkelijk fenomenaal met onze klanten. FE-NO-ME-NAAL!”

‘Het centrum’

‘Annemarie Burger was het nichtje van Boy Burger. Met Boy heb ik het regelmatig ‘licht zien worden.’ Die ken ik zeer goed. Boy heeft onder andere De Stam nog overgenomen en Buiting in Dordrecht. Annemarie werd directrice van De Woonindustrie en het klikte enorm. Het is ‘een geweldig wijf’. Ze heeft pech gehad dat ze haar plannen moest realiseren in crisistijd. Het was vechten tegen de bierkaai. Toen ze afscheid nam, had ik het daar erg moeilijk mee. We hebben nog een prachtig cadeau kunnen regelen. Een tennisvriend van mij is beeldhouwer. Die heeft een prachtig kunstwerk voor Annemarie gemaakt. We hebben mooie tijden gekend in Nieuwegein en staan er nog steeds met veel plezier. Vroeger was de saamhorigheid naar mijn idee wat groter in het centrum. Op maandag of tijdens de beurs bleven we ook altijd even ‘hangen’. Er was altijd een vast clubje van de partij. Denk aan ‘de Van Reesjes’ uit Den Haag (Van Rees Meubelfabriek, red), Marty Hanegraaf, Marcel Keijser, Ria van der Kleij, Martin Adelmund. Het was gewoon erg gezellig. Tegenwoordig is alles wat koeler en afstandelijker. Het is sowieso een maatschappelijk verschijnsel. De interesse in mensen verloedert. Dat zie je ook zakelijk een beetje terug, al zijn tijden veranderd en is er een nieuw realisme. De tijden dat we ‘gewoon even gezellig’ met 25 man de Chinees binnenstapten, zijn gewoon voorbij. Maar om terug te komen op het centrum: juist in deze tijden moet je saamhorig zijn en samen een vuist maken. Op maandagen moeten alle standhouders aanwezig zijn! Dat gebeurt nu niet altijd. Daar moet strenger op gestuurd worden. We hebben toch afspraken gemaakt met zijn allen? En elkaar wat gunnen!’ ‘Ik moet ineens denken aan de dinsdagen vroeger in Den Haag. Samen, met collega-vertegenwoordigers een uitsmijtertje eten en effe biljarten in de Wagenstraat. En elkaar dan leads geven, he! Je gunde elkaar dus echt wat.’

“Ik heb heel veel respect voor Interstar. Geweldig aardige mensen ook. Een warm bedrijf! Ja, warm!”

Bewondering

‘Wat hebben we hier toch eigenlijk mooie bedrijven in het centrum. Meubelfabriek De Toekomst, geweldig! Ik heb veel bewondering voor Passe Partout. Hoe Dirk omgaat met zijn verkoopstaf, perfect. Zijn collectievorming: erg goed. De producten van Cartel vind ik geweldig in de belijning. Het zit erg goed en ze hebben zeer goede contacten. Ook een bedrijf als Interstar bewonder ik. Heb ik heel veel respect voor. Geweldig aardige mensen ook. Een warm bedrijf! Ja, warm! Gealux, top! En Coming, ook een mooi bedrijf. Met Frits drink ik regelmatig koffie.’

Visie

Ik blijf zeggen dat we met z’n allen de detailhandel moeten stimuleren. De detailhandel is een belangrijke factor in de keten die we vooral niet moeten overslaan. Ik weet dat er soms wat meningsverschillen over zijn in het centrum, maar mijn standpunt is dat stylisten soms het gras wegmaaien voor de voorraadhoudende winkelier. Let op, he: ik hou van vrouwen. Het zijn echt fantastische meiden, stuk voor stuk. Maar ze moeten ook kunnen délen. Ik wil pleiten voor nog meer samenwerking. Stylisten moeten een deal maken met de winkelier. Koppel de stylist aan een winkelier! Co van der Horst was de eerste winkelier die het deed. En hoe! Ook vind ik dat we niet te veel moeten gaan mengen in het aanbod van het centrum. Keukenleveranciers in het centrum, dat hoeft niet voor mij. Meubelmensen moeten we hebben en bewaken dat de tentoongestelde producten goed zijn van kwaliteit.’ 

Verder signaleer ik dat er in de branche een redelijke zuivering plaats gevonden de afgelopen jaren. De detailhandel is gekrompen en er zijn minder aanbieders. Overal zie je ander beleid. Een ieder moet creatiever zijn om te overleven. Ook het ‘fabrikant zijn’ is veranderd. Producties moeten anders gedaan worden. De winkelier moet goed advies geven aan consumenten en het advies – kunnen – geven, benutten! Ik vind dat Eijerkamp dat fantastisch doet, bijvoorbeeld. Ze hebben een goede organisatie staan. En een plan. Het is ook goed dat winkeliers op zondag open mogen. Zonder die zondagsopening wordt het allemaal extreem moeilijk. Dat zeggen zelfs de gelovige mensen. Ik ben ook bevriend met Aard van Waaij uit Benthuizen. Die is op zondag wel gesloten. Ik vind het superknap dat hij zich handhaaft. Ook zijn zoon doet het fantastisch! Ze hebben het denk ik goed op de rit, daar. Piet Klerkx is natuurlijk ook een geweldige tent. Haast niet te omschrijven. En ik heb bewondering voor Bouwman Potter. Die hebben echt hun nek uitgestoken door Hulshoff Rotterdam te kopen. En moet je toch eens kijken wat een volk er vanuit Rotterdam naar Zeeland rijdt voor deze mooie firma!’

Design

‘De producten van Ojee Design staan mijns inziens als een huis. Zo veel mogelijk kwaliteit in het product, zo min mogelijk problemen voor de winkelier. Het is heerlijk werken. Voorlopig ga ik door. Iedere dag, iedere avond, ben ik met het bedrijf bezig. Het is per slot van rekening mijn hobby! Ik voel geen enkele behoefte om te stoppen! En als ik Erik aan het werk zie. Hij is werkelijk fenomenaal met onze klanten. FE-NO-MENAAL! Hij heeft de kracht om de mensen echt te kennen. Hoe hij omgaat met de groeperingen, de winkeliers, de Belgische klanten en de Duitsers. Het klinkt me gewoon als muziek in de oren als ik hem met ze hoor werken. Er zit zoveel gevoel in en hij heeft een geweldig geheugen. Ik ben heel erg trots op hem, ja. Ook op mijn dochter hoor. Een geweldige meid!’

‘Design is het voor mij:

  1. Wanneer de belijningen van deze tijd zijn;
  2. Als het woord design niet lijdt onder het confort;
  3. Het design functie heeft.’

Gelukkig

‘Ik voel me een rijk man. Ik ben zeer gelukkig getrouwd en heb dus twee fantastische kinderen, Erik en Lianne. En ik heb heerlijke kleinkinderen. Mijn vrouw Lies is inderdaad de verkering uit mijn diensttijd. We hebben netjes op elkaar gewacht. De liefde van mijn leven! Ik ben nog steeds verliefd! De romantiek is geen dag weg geweest. We zijn nu 56 jaar getrouwd. Ze is een charmante, intelligente sportieve vrouw die nog driemaal in de week tennist. En gymmen en wandelen met vriendinnen, he! En ze doet sociaal werk voor De Zonnebloem. Daar ben ik erg trots op. Van huis uit is ze een topcoupeuse. Dankzij mijn fantastische vrouw heb ik altijd mijn ding kunnen doen. Ze heeft me heel veel geholpen. Zonder haar was dat bij lange na niet mogelijk geweest. Zij ondersteunt mij voor 200 procent! Ze is ‘mijn allessie’.’

‘Weet je waar we elkaar hebben ontmoet? Op de dansvloer. Ik kon heel goed dansen. Denk bijvoorbeeld aan de Engelse wals. Ik werd veel ‘gevraagd’. Vroeger had je van die katholieke dansinstuiven. Mocht je alleen meedoen, als je katholiek was. Gelukkig is dat tegenwoordig anders. Maar zo ging dat in die tijd…’

“Ik hou van mensen waar je mee kan lachen.”

Bezige baas

‘Mijn sociale leven speelt zich, naast mijn contacten in de meubelbranche natuurlijk, af in IJsselstein. Ik ben er geboren en getogen. Je komt er steeds weer terug. Het is een oud vestingstadje. Nu wel wat uit de voegen gegroeid, met inmiddels 35.000 mensen. Ik doe er van alles. Ik heb met vrienden een tennisclub opgericht. De club bestaat nu bijna 50 jaar. Ik ben het oudste lid. Ik tennis er nog steeds met grote regelmaat. Ik ben topfit. De carnavalsclub van IJsselstein heb ik opgericht. Ik heb in het bestuur gezeten van de voetbalclub bij ons en ben twaalf jaar lang iedere kerst druk geweest met een gigantische kerstboom. Ieder jaar moestie in brand. Ome Jan, die kon het geld wel binnenhalen dat nodig was om de boom aan te kleden. Want ik heb veel contacten. Dat weten de mensen. De eigenaar van Terberg, een autobusiness, was altijd een goede sponsor. Met die man ging ik ook weleens jagen. Dan kwam ik weer langs voor de sponsoring en vroeg ik ie meteen: ‘Moet-ie weer in de fik dit jaar? Wat moet je hebben? Ik had iedere keer zo’n 20.000 euro nodig voor die boom. Op een dag kwam ik langs de Makro. Ik zag een man met stropdas en dacht: ‘die moet ik hebben’. Even later reed ik er weg met een volle vrachtwagen… Een lot uit de loterij.’ 

‘Aan mijn vrouw heb ik mijn leeftijd te danken. En het optimisme, de vrolijke noot, de gezelligheid. Ik hou alleen van positieve dingen. Ik hou van mensen. Ik hou van mensen waar je mee kan lachen. Minder leuke zaken ga ik niet uit de weg, hoor. Maar ik zoek ze zeker niet op! Ik doe met grote regelmaat de 10 kilometer op mijn hometrainer. Voel me fit. Als ik met een fauteuil en met rompen loop te sjouwen, dan vind ik dat heerlijk. Nog altijd. Want ik doe mijn passie. Met mensen. Ik heb me geen dag verveeld. Van mijn hobby mijn werk gemaakt. Dat scheelt je medicijnen!’

Jan staat op en doet een oefening voor. Hij raakt de grond aan met de platte hand, zonder zijn knieën te buigen.. . ‘Ik bén geen tachtig!’

Eigenaar Edwin Loeff van De Woonindustrie zette Jan Westland op maandagochtend in het zonnetje. Vele genodigden genoten van koffie en gebak. Uit handen van Edwin Loeff ontving hij cadeau’s namens de exposanten ontving hij tevens de nieuwste editie van Interior Business Magazine, waarop hij de cover siert. Jan Westland genoot en had tot slot nog een serieuze noot: hij riep op tot nog meer saamhorigheid in de branche en in het centrum. Dinsdag 26 november wordt hij 80.

Fotografie: Ed Buying, Buying Images