Volgens de laatste cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is het consumentenvertrouwen op dit moment, nu de versoepeling weer verder is uitgebreid, nog steeds negatief. Daarmee in samenhang: er werd in de maand mei fors minder geconsumeerd dan in mei 2019.

De stemming onder consumenten verandert in juli nauwelijks, meldt het CBS. Het consumentenvertrouwen komt uit op -26, tegen -27 in juni. Ook de koopbereidheid en het oordeel over het economisch klimaat wijzigen nauwelijks. Met -26 ligt het consumentenvertrouwen in juli ver onder het gemiddelde over de afgelopen twintig jaar (-5). Het vertrouwen bereikte in januari 2000 de hoogste stand ooit (36). Het dieptepunt werd bereikt in maart 2013 (-41).
De koopbereidheid gaat van -11 naar -10. Consumenten zijn over de financiële situatie in de afgelopen 12 maanden negatiever. Verder is hun oordeel over de financiële situatie in de komende 12 maanden minder negatief en vinden consumenten de tijd voor het doen van grote aankopen minder ongunstig dan in juni. Het oordeel van consumenten over de economie is nagenoeg hetzelfde als in juni. De deelindicator economisch klimaat gaat van -52 naar -51. Het oordeel over de economie in de afgelopen 12 maanden is negatiever, maar het oordeel van consumenten over de economische situatie in de komende 12 maanden is minder negatief. Corona heeft volgens het CBS de grootste invloed op het negatieve consumentenvertrouwen.

Consumenten hebben in mei 12,8 procent minder besteed dan in mei 2019, meldt het CBS eveneens vandaag. De krimp is kleiner dan in april, maar nog altijd de op een na grootste ooit gemeten. De consumenten gaven vooral minder uit aan diensten. De bestedingen aan voedings- en genotmiddelen groeiden daarentegen.
Volgens de CBS Consumptieradar zijn de omstandigheden voor de consumptie in juli minder ongunstig dan in mei.De consumptiecijfers zijn gecorrigeerd voor prijsveranderingen en veranderingen in de samenstelling van de koopdagen. De uitgaven aan diensten lagen in mei 22,4 procent lager dan een jaar eerder. Diensten betreffen onder meer een bezoek aan restaurant, theater, pretpark, sportschool, voetbalwedstrijd en het gebruik van openbaar vervoer. Maar ook bijvoorbeeld telefoon- en internetabonnementen, verzekeringen, woondiensten, private lease en koeriersdiensten vallen hieronder. Daaraan gaven consumenten meer uit.

Consumenten hebben 6,3 procent meer besteed aan voedings- en genotmiddelen dan in mei 2019. Aan duurzame goederen werd echter 1,6 procent minder besteed dan een jaar eerder. De daling is wel een stuk kleiner dan in april. Huishoudens kochten vooral minder kleding, schoenen en personenauto’s, maar schaften meer elektrische apparatuur en woninginrichtingsartikelen aan. Aan overige goederen, zoals gas en motorbrandstoffen, hebben ze 7,0 procent minder besteed dan een jaar eerder. Dit komt onder meer doordat consumenten minder motorbrandstoffen hebben getankt.

Drie weken geleden meldde het CBS dat de detailhandel in mei 8,2 procent meer heeft omgezet dan in mei 2019. Dat is de grootste groei in 14 jaar tijd. Het verkoopvolume lag 5,9 procent hoger. Zowel de foodsector als de non-foodsector realiseerde een hogere omzet. Ook deze cijfers zijn gecorrigeerd voor de samenstelling van koopdagen.

Het CBS publiceert elke maand ook over de omstandigheden voor de consumptie in de consumptieradar. De consumptie door huishoudens hangt onder meer samen met de verwachtingen van consumenten, de situatie op de arbeidsmarkt en de ontwikkeling van hun vermogen. De indicatoren in de radar hangen goed samen met de consumptie door huishoudens, maar een verbetering van de omstandigheden betekent niet per se een hogere groei van de consumptie.

Volgens de CBS Consumptieradar zijn de omstandigheden voor de consumptie door Nederlandse huishoudens in juli minder ongunstig dan in mei. Dat komt vooral doordat ondernemers in de industrie minder negatief waren over de toekomstige ontwikkeling van de werkgelegenheid in hun bedrijf. Ook waren consumenten minder negatief over hun financiële situatie in de komende 12 maanden en was de daling jaar op jaar van de beurskoersen kleiner.