Een ruime meerderheid van de Nederlandse huishoudens lijkt de coronacrisis nog niet te voelen. Voor hen is er sinds het begin van de crisis financieel nog weinig veranderd. Dat laat een peiling van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) onder ruim 1.000 Nederlanders zien.

Ook maken huishoudens zich minder zorgen dan twee maanden geleden. ’De eerste schrik is weg, maar dat betekent zeker niet dat we achterover kunnen leunen,’ meent Nibud-directeur Arjan Vliegenthart. ’Alle experts zeggen dat we aan de vooravond van een recessie staan. Lang niet iedereen merkt dat al, maar juist nu moet er met meer kracht en creativiteit gedacht worden over structurele maatregelen om bijvoorbeeld de aankomende schuldengolf op te lossen.’

Net als in de eerste Nibud-peiling (in april van dit jaar) geeft ook nu een vijfde van de huishoudens aan dat het inkomen sinds het begin van de crisis is gedaald. Opnieuw zijn het vooral de jongeren (tot 35 jaar) die aangeven dat hun inkomen lager is geworden. Wel houden nu minder huishoudens rekening met een inkomensdaling in de komende maanden (12 procent nu tegen 21 procent in april). Het grootste deel van hen denkt dat zij tot 30 procent minder inkomen zullen hebben.

Ook zijn er nu iets minder huishoudens die verwachten de komende tijd moeilijk rond te kunnen komen. Een kwart van hen geeft aan dat zij dat verwachten doordat hun inkomen is gedaald. Een groter deel denkt dat (te) hoge vaste lasten daarvan de oorzaak zijn. Nibud-onderzoek liet in 2019 zien dat huishoudens meer dan de helft van hun inkomen kwijt zijn aan vaste lasten. Ook bleek vorig jaar dat 800.000 huurders financieel zodanig klem zitten dat zij niet genoeg geld overhouden voor de basisuitgaven.

De zorgen die mensen zich maken over hun eigen gezondheid en die van hun familie en vrienden, zijn een stuk minder geworden. Ook zijn minder mensen bang dat zij als gevolg van de crisis hun spaargeld moeten opmaken (21 versus 28 procent) of dat ze helemaal geen inkomen meer zullen hebben (13 versus 17 procent). Jongeren tot 35 jaar maken zich echter meer dan gemiddeld zorgen over bijvoorbeeld baanbehoud, inkomen en het opmaken van hun spaargeld. ’Logisch,’ aldus Vliegenthart. ’Jongeren hebben doorgaans een kleinere buffer en zitten vaker in onzekere arbeidscontracten. Voor hen staat het leven dat ze kennen vaker stil.’

’DNB, CPB, de Rabobank, de OESO, van alle kanten worden we gewaarschuwd voor een ongekend diepe economische recessie. De acute steunmaatregelen doen hun werk en dat lijkt zich te vertalen in minder zorgen,’ constateert Vliegenthart. ‘Maar de noodmaatregelen zijn tijdelijk van aard, de onderliggende betalingsproblemen vaak structureel. De vraag is nu wat mensen op de lange termijn kunnen verwachten. Hoe wordt de verwachte hausse aan mensen met schulden straks opgevangen? Hoe zullen hypotheekverstrekkers en verhuurders tegen die tijd regelen dat mensen met minder inkomen toch in hun huis kunnen blijven wonen? Als er niet ook iets anders gebeurt, is het doorschuiven van de rekening naar later uitstel van executie.’