Ook interessant voor Nederlandse meubelprofessionals: tien observaties over de huidige stand van zaken bij de Duitse meubelbeurzen.

Als eerste is waarneembaar dat het hoogconjunctuur is voor de Duitse meubelbranche: mensen reizen niet meer, de auto is niet meer het statussymbool dat het ooit was en het geld wordt uitgegeven aan de woning. Alleen e-bikes en campers zijn andere zaken waar geld aan wordt uitgegeven. Dus winkeliers of groothandels moeten voorraden aanvullen voor de komende maanden. Prijs en duurzaamheid spelen minder een rol dan voor het uitbreken van de pandemie, aldus het Duitse vakblad.

De tweede observatie is dat de beurzen functioneren. Ondanks reisverboden en minder bezoekers is het live ervaren van een nieuw meubel voor de meeste retailers beter dan het via een digitaal kanaal te bekijken, zo zegt het blad. Digitaal is vooral leuk en nuttig om kennis met elkaar te maken en dient als introductie voor een fysieke ontmoeting. De beurs in Keulen wijst op het succes van de Caravan beurs in Düsseldorf met meer dan 100.000 bezoekers en nul besmettingen.

Ten derde de levertijden: die lopen in sommige gevallen op tot 14 dagen tot 16 weken. Dat is vier maanden… Hierin heeft Duitsland een duidelijk voordeel boven andere landen vanwege veel eigen productie (ook al is er ook relatief veel import). Leveren in 12 dagen is geen uitzondering. Arbeidstijdverkorting in de tijd dat de vraag stilviel (maart) in plaats van direct ontslaan (zoals bij veel Poolse fabrieken) heeft ook gezorgd voor het kunnen doorproduceren. Toch is de vraag zo hoog dat de kans op afzeggen door consumenten vanwege lange(re) levertijden ook in Duitsland speelt. Sommige Aziatische fabrieken zitten op 10-18 weken levertijd.

Als vierde: grondstoffen. Schuim, staal en spaanplaten worden duurder want ook deze fabrikanten willen profiteren van het momentum en hebben te maken met een sterk gestegen vraag die zij niet altijd aankunnen. Houtleveranciers spreken wel vaker van krapte in het aanbod terwijl de bossen nog volstaan, aldus het blad. Maar de houtleveranciers zeggen steevast: er is wel hout, maar van mindere kwaliteit. Eiken heeft 60 jaar nodig om te groeien tot bruikbaar hout, eerder kappen levert een veel minder goede kwaliteit op. Dat weeet de vloerenindustrie, voor meubelfabrikanten is dit misschien nieuw. Je kunt bomen niet sneller laten groeien. Maar vanwege de snel gestegen vraag is er hoe dan ook een tekort aan materialen, dus de prijzen schieten omhoog en zullen moeten worden doorberekend.

Nummer vijf: minder nieuwe producten, minder bezoekers op minder beurzen dus meer tijd voor diepgaande gesprekken tussen inkopers en leveranciers. Dit werd, ook in Bad Salzuflen tijdens de afgelopen M.O.W,, als positief ervaren door alle partijen. Eiken wit, eiken grijs en verder geen gedoe. Landelijk wonen doet het weer goed in het Bauernhafte Deutschland als reactie op de industrie look die door veel Duitsers als ongezellig wordt gezien. Dus bestaande modellen een landelijk sausje geven en men staat weer in de rij. Ook hier weer een nadeel voor de importhandel uit het Oosten: aanpassen gaat minder snel dan bij de lokale Duitse fabrikanten, zo beweert het vakblad.

Als zesde observatie een open deur voor ons Nederlanders: online handel steeg als een dolle in het traditionele Duitsland. Fabrikanten die ook online verkopen deden het beter dan fabrikanten die alleen aan fysieke winkels leveren. Retailers met een webshop deden het beter dan retailers zonder. Wij wisten dat al, voor Duitsland is dit een relatief nieuw gegeven.

Zeven: verschillende inkoopervaringen. Sommige groepen kregen te horen van hogerhand dat er niks nieuws meer ingekocht hoefde te worden voor dit najaar, want reizen is risicovol en nieuwe modellen zijn niet nodig. Consumenten moeten het maar doen met wat er is. Maar ook in Duitsland laat de consument zich steeds minder voorschrijven wat hij moet kopen en kijkt hij online naar alternatieven. Gevolg: dezelfde groepen zitten nu met een gedaalde vraag naar steeds dezelfde meubelen waar ze niet meer van af komen en ze moeten stunten. Sommige fabrikanten kregen het verzoek van inkoopgroepen om zich digitaal te presenteren en konden dat niet. De handel ging naar partijen die dit wel konden. Dit zorgt voor een tweedeling in de industrie: de digibeten en de digitalen.

Als achtste: samenwerken bij huisshows als alternatief voor weggevallen beurzen. Bedrijven die tijdelijk de strijdbijl begraven en elkaar aanvullen en ondersteunen tijdens een gezamenlijke huisshow. Het heeft gewerkt in Duitsland, met als voorbeelden de huisshows van Trüggelmann en Werther. Al moet daar wel bij vermeld worden dat de eerste zoveel eigen merken heeft dat externe merken eigenlijk niet betrokken werden bij de huisshow. Misschien moeten we Meubelhart Beusichem en DWI wel meer zien als een gezamenlijke huisshow dan als een klassieke beurs.

De negende observatie: De Duitse markt gaat boven de export. Alle middelen worden nu ingezet om aan de binnenlandse vraag te kunnen voldoen. De Benelux en Frankrijk komen als markten weer aan de beurt om op in te zetten wanneer de omstandigheden zijn gestabiliseerd in Duitsland en in de andere landen.

Als laatste: de toekomst van deze meubel-high. Deze is niet te voorspellen, maar het blad roept iederennin de branche op om zich in te spannen deze groeicurve te verlengen. Gaan consumenten nu meer op hun uitgaven letten dit najaar? Dat hangt van het verloop van de pandemie af en de economische gevolgen daarvan: werkloosheid, minder budget, meer moeten uitgeven aan gezondheid, huur of hypotheek. Volgens het blad zijn er nu voldoende positieve factoren om het uit te kunnen zingen tot volgend voorjaar, dan moeten we als branche weer klaar staan voor nieuwe uitdagingen. Waarschijnlijk al eerder.